top of page

Realiteit van het ‘ontbrekende’ koranvers over borstvoeding

Het artikel gaat over het onderzoeken van details van de uitspraak van ‘Aisha, waarvan een overlevering genoemd in Sahih Muslim door critici is gebruikt om de volledigheid van de schriftelijke bewaring van de koran na de profeet te betwisten. Kruisonderzoek van verschillende overleveringen van ‘Aisha’s rapport over vijf zuigelingen als bewijs dat nodig is om een pleegrelatie vast te stellen, is aangetoond dat de vreemde overlevering geen enkele twijfel oproept over de onberispelijkheid van de bewaring van de koran.

Bij het lezen van de volgende overlevering valt men voor de indruk tegen de stabiliteit en volledigheid van de koranoverdracht van de profeet Mohammed (vzmh) aan de generaties moslims na hem. Het wordt dus gevonden in de hadith-verzameling van Muslim b. Hajjaj al-Nishapuri (overleden 261/875);

Overgeleverd op gezag van ‘Abdullah b. Abi Bakr, op gezag van ‘Amrah [bt. ‘Abdul Rahman], op gezag van ‘Aisha die zei: het was geopenbaard in de Heilige Koran dat tien duidelijke zuigelingen het huwelijk onwettig maken, daarna werd het afgeschaft (en vervangen) door vijf zuigelingen en Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zij met hem) stierf en het was voor die tijd (gevonden) in de Heilige Koran (en gereciteerd door de moslims).[1]

Deze overlevering is door oriëntalisten en critici gebruikt om te suggereren dat de ontvangen tekst van de koran onvolledig is.[2] Dit is natuurlijk in tegenspraak met het standpunt van de moslims dat er niets met betrekking tot de koran was of kon worden veranderd na de profeet (VZMH), zelfs niet door middel van intrekking.

Geleerden hebben over het algemeen op verschillende manieren op dit probleem gereageerd, met als resultaat dat de regel van vijf zoogelingen die de pleegrelatie tot stand brachten, werd geopenbaard, maar dat het vers dat dat bevatte, werd geschrapt uit de rituele recitatie tegen het einde van het leven van de Profeet (VZMH). losjes gezegd zoals in dit rapport.[3]

Deze en soortgelijke reacties kunnen gemakshalve worden afgedaan als ‘wanhopig’, ‘ingenieus’ en ‘wild'[4], tenzij kan worden aangetoond dat ze op logische gronden zijn gebaseerd.[5]

Kritische analyse van het rapport

Elke overlevering in het hadith-corpus bestaat uit twee delen; de keten van vertellers (isnad) waardoor het wordt verteld en de feitelijke inhoud (matn). Een kritische analyse van beide segmenten van de vertelling is een must voordat deze als betrouwbaar of anderszins wordt beoordeeld. In feite zouden de twee heel goed met elkaar verweven kunnen zijn.[6]

Isnad-analyse

Gewoonlijk wordt een hadith die in Sahih Muslim is vermeld, als onbesproken beschouwd. Hoewel het in het algemeen waar is, is het niet het geval voor alles wat wordt genoemd in elk van de overleveringen in dit gevierde werk. Dit geldt met name voor verborgen gebreken met betrekking tot bepaalde randaspecten van sommige rapporten.[7] Het onderhavige probleem is slechts een voorbeeld.

Deze overlevering van de geliefde vrouw van de Profeet (ﷺ) ‘Aisha is tot ons gekomen via ten minste drie vertellers van’ Aisha’s student ‘Amrah bt. ‘Abdoel Rahman (overleden 98/716-717);

i) Yahya b. Sa’id al-Ansari (overleden 144/761-762)

ii) Qasim b. Mohammed b. Aboe Bakr (overleden 106/725)

ii) ‘Abdullah b. Abi Bakr Mohammed (overleden 135/752-753)

Vertellingen van het rapport door elk van deze vertellers worden hieronder besproken.

Yahya b. Sa’id rapporteert nooit de woorden die worden overwogen. Het is ook opgenomen in Sahih Muslim.

Verteld op gezag van Yahya b. Sa’id, op gezag van ‘Amrah [bt. ‘Abdul Rahman], dat ze ‘Aisha hoorde zeggen toen ze aan het vertellen was wat voor soort borstvoeding een persoon tot een Mahram maakt – Tien definitieve borstvoeding werden geopenbaard in de Koran, daarna werden er ook vijf definitieve borstvoeding geopenbaard.[8]

Alle bronnen die dit verslag opnemen via Yahya b. Sa’id doe het zonder de eindes die worden besproken. Sommigen voegen zelfs woorden toe die leerzaam zijn met betrekking tot de huidige discussie.

Met al-Shafi’i (d. 204/820) eindigt Yahya’s overlevering met de woorden:

Hoe u uw geld kunt verdienen

Niemand mocht in de aanwezigheid van ‘Aisha komen [bij teken van pleegrelatie] behalve als hij vijf keer gezoogd had.[10]

De overleveringen van Abu ‘Awana (overleden 316/928) en Abu Nu’aim (overleden 430/1068) luiden als volgt:

Gerelateerde Yahya b. Sa’id, op gezag van ‘Amrah [bt. ‘Abdul Rahman], op gezag van ‘Aisha dat ze zei: Het was geopenbaard in de Koran dat tien bepaalde zuigelingen [het huwelijk onwettig maakten] en vervolgens werd geopenbaard dat vijf bepaalde zuigelingen [dit deden]. ‘Aisha meende altijd zo.[11]

Qasim b. Mohammeds verslag

Een andere verteller van ‘Aisha’s student ‘Amrah – Qasim b. Mohammed – heeft deze woorden ook niet. In feite verduidelijkt Aisha in zijn rapport zelf dat wat ze noemde, werd geopenbaard en vervolgens werd ingetrokken. Ibn Majah (d.273/887) rapporteert:

Overgeleverd op gezag van ‘Abdul Rahman b. al-Qasim, op gezag van zijn vader [Qasim b. Muhammad], op gezag van ‘Amrah, op gezag van ‘Aisha dat ze zei: Een van de dingen die Allah openbaarde in de Koran en vervolgens afschafte, was dat niets het huwelijk verbiedt behalve tien zuigelingen of vijf bepaalde (zuigelingen ).[12]

Abdullah b. Het rapport van Aboe Bakr

Het is alleen door ‘Abdullah b. Abu Bakr en niemand anders dat we dit rapport met de woorden krijgen.

Het is belangrijk dat u uw geld kunt verdienen met het betalen van uw geld.

Allah’s Boodschapper (ﷺ) stierf en het staat nog steeds in wat werd gereciteerd als koran. [13]

Dit is niet alleen een vreemde toevoeging, zelfs ‘Abdullah b. De overleveringen van Abu Bakr zijn hierover niet consistent. Al-Tirmidhi (overleden 279/892) vermeldt:

‘Aisha zei: “Wat in de Koran werd geopenbaard waren tien bepaalde zuigelingen, vijf werden daarvan geschrapt, dus werden het vijf definitieve zuigelingen. Toen stierf de Boodschapper van Allah terwijl de zaak zo bleef. Het werd ons dus verteld door Ishaq b. Musa al-Ansari die zei: Ma’n [b. ‘Isa] vertelde ons: Malik vertelde ons, op gezag van ‘Abdullah b. Abu Bakr, op gezag van ‘Amrah, van ‘Aisha.[14]

Onoplettendheid van de kant van een verteller

De bovenstaande analyse laat duidelijk zien dat de woorden “Allah’s Boodschapper stierf en het werd gereciteerd in de Koran” een vreemd addendum zijn bij de overlevering van ‘Aisha die alleen wordt genoemd in een overlevering via ‘Abdullah b. Abi Bakr. Een andere overlevering van ‘Abdullah b. Abi Bakr die is opgetekend door al-Tirmidhi heeft deze woorden niet. Bovendien zijn andere overleveringen van het rapport die afkomstig zijn van Yahya b. Sa’id en Qasim b. Mohammed heeft zo’n suggestie niet. Dit is niet alleen een vreemde toevoeging, het is zelfs in tegenspraak met rapporten van Qasim b. Mohammed, die expliciet vermeldt dat zowel de tien-zuigende als de vijf-zuigende dingen waren afgeschaft.

In dit verband merkte al-Tahawi (d. 321/933) op:

In retentie en begrip Al-Qasim b. Mohammed was beter dan ‘Abdullah b. Abi Bakr, vooral omdat zijn rapport een bevestiging was van wat er was gerapporteerd door Yahya b. Sa’id die eveneens beter was dan ‘Abdullah b. Abi Bakr.[16]

Evenzo merkte hij op:

Dit is iets wat we van geen enkele andere verteller weten behalve Abdullah b. Abi Bakr en voor ons is het slechts een onoplettendheid van zijn kant.[17]

Al-Jassas (d. 370/980) en Ibn al-‘Arabi (d. 453/1148) bevestigden ook dat het een vergissing van een verteller betreft. [18]

Realiteit van de zaak: Parafrase van ‘Aisha’s mening

Overleveringen vergelijken via Yahya b. Sa’id en ‘Abdullah b. Abi Bakr, het is gemakkelijk in te zien dat de bedoelde betekenis simpelweg was dat ‘Aisha van mening was dat een pleegrelatie alleen tot stand kwam door middel van vijf bepaalde zogen. Dit feit werd in verschillende overleveringen anders geformuleerd als “‘Aisha meende aldus”, en dat “niemand in de aanwezigheid van ‘Aisha kon komen door het teken van pleegrelatie behalve als hij vijf zogen had voltooid”, zoals in overleveringen van Yahya b. Sa’id, en “de zaak bleef zo tot de dood van de Profeet”, zoals in de overlevering van ‘Abdullah b. Abi Bakr.

Deze details vertellen ons ook dat de laatste verklaring in al deze overleveringen eigenlijk geen deel uitmaakte van het gezegde van ‘Aisha, zoals sommige auteurs als vanzelfsprekend lijken te beschouwen [19], maar dat het afkomstig was van latere vertellers om de woorden van ‘Aisha te kwalificeren. mening. Natuurlijk waren deze latere vertellers er niet bij toen de Profeet (vzmh) overleed.

Leerzaam, tegen het einde van een overlevering die Ibn Juraij overlevert van Nafi’ van Salim b. ‘Abdullah, er staat:

Ibn Juraij zei: Zij waren van mening dat ‘Aisha zei: “Er werden zeker tien zuigelingen genoemd in de Koran (als bewijs van pleegrelaties). Vervolgens werd het veranderd in vijf zuigelingen. Het stond in het Boek van Allah, maar (het deel ervan) werd geschrapt terwijl de Profeet (ﷺ) nog leefde.” [20]

Dit is duidelijk in het wegnemen van de twijfel die ontstaat als gevolg van onoplettendheid in de overlevering van de overlevering in Sahih Muslim etc.[21]

Aisha zelf had geen idee van zo’n vers

Bovendien leefde Aisha lang na het overlijden van de Profeet (vzmh) en was ze erbij toen Abu Bakr, haar vader, de eerste officiële kopie van de Koran maakte en zelfs toen ‘Uthman meerdere exemplaren van de Koran verspreidde, maar dat weten we niet. vind zelfs de zwakste van de suggesties die zij of een andere metgezel van de Profeet (VZMH) ooit vermeldde dat een vers en dat ook een vers met een wettelijke uitspraak was gemist. Als ‘Aisha ervan had geweten, zou ze er alles aan hebben gedaan om het te registreren, want het zou het ultieme bewijs zijn over de kwestie waarover andere metgezellen van de Profeet (ﷺ) het met haar oneens waren.

Zelfs een enkel geval van zogen bewijst een pleegrelatie

Hoewel de hadieth waarover we het hebben, bevestigt dat er een geleidelijke verandering was in de regelgeving over de mate van zogen die een pleegrelatie bleek te zijn. Eerst waren het tien zogen, maar dat werd later veranderd in vijf zogen. Sommige rapporten suggereren dat het eerst werd veranderd van tien zogen naar zeven zogen en vervolgens naar vijf zogen. Ten slotte werd bepaald dat een willekeurig aantal keren zogen tijdens de kindertijd de pleegrelatie tot stand zou brengen.

‘Abdoel Razzaq (d. 211/827) verhaalt dat Ibn Juraij zei:

‘Abdul Karim vertelde me dat hij tegen Tawus zei: Mensen zeggen dat er geen pleegrelatie tot stand kwam, behalve als er zeven keer gezoogd was, en daarna werd het veranderd in vijf. Tawus zei: Vroeger was het zo, maar toen werd bepaald dat zelfs een enkel geval van zogen een pleegrelatie bleek te zijn[23]

In een ander rapport:

Hoe werkt het?

Tawus zei: Eerst werden tien zuigelingen bedongen en toen werd gezegd dat zelfs een enkele zuigeling pleegrelaties tot stand bracht.[24]

Al-Jassas nam ook een soortgelijke overlevering op van Ibn ‘Abbas:

Tawus vermeldde dat Ibn Abbas werd gevraagd naar zijn kijk op pleegrelaties, aangezien mensen zeiden dat een of twee zuigelingen het (huwelijk) niet onwettig maken (via pleegrelaties). Hij zei: Vroeger was het zo, maar nu maakt zelfs een enkele zoog onwettig.[25]
Andere rapporten vermelden duidelijk hoe autoriteiten zoals ‘Abdullah b. ‘Umar en Sa’id b. al-Musayyib negeerde de mening van ‘Aisha vijf-zuigeling over de kwestie en benadrukte dat het indruiste tegen de algemene natuur van het koranische bevel (Koran 4:23).[26]

Hoewel we weten dat ‘Aisha een van de mensen was die vasthielden aan de mening van vijf sukkels, helpen deze rapporten om de context te zien waarin ‘Abdullah b. Abi Bakr probeerde de vermelding van ‘Aisha’s mening te kwalificeren met de bewering dat deze nooit was ingetrokken. Helaas bereikte een van de twee overleveringen van zijn bewering van deze strekking ons in woorden die het controversieel maakten en onmiddellijke opheldering vereisten.

Er kan snel aan worden toegevoegd dat de wijsheid achter deze geleidelijke verandering in de regelgeving was dat in Arabië destijds het opvoeden van andermans kinderen een normale praktijk was en omdat het implicaties had voor mogelijke toekomstige huwelijken, werd het gebod slechts geleidelijk strikt gemaakt om niet veel te veroorzaken. consternatie in de samenleving en om hen voor te bereiden op de definitieve uitspraak.

Samenvatting en conclusie

De overlevering van de hadith van ‘Aisha, die op het eerste gezicht suggereert dat er tot het einde van het leven van de Profeet (vzmh) enige vermelding was van vijf zogen die de pleegrelaties tot stand brachten in de Koran, is eigenlijk een vreemde overlevering met een onopzettelijke van de kant van een verteller die op dit punt niet consistent was geweest. In feite bedoelden hij en andere vertellers van het verslag van ‘Aisha alleen maar om te kwalificeren dat ‘Aisha de mening van vijf sukkels onderschreef. De dwalende verteller deed een poging om het verder te kwalificeren met de bewering dat het zo was tot het einde van het leven van de Profeet (vzmh), implicerend dat de mening waar ‘Aisha zich aan vasthield geldig was en niet was ingetrokken ondanks een aantal metgezellen van de Profeet (VZMH) en hun bekende studenten beweren van wel.

Gelukkig hebben we andere vertellers die ons dezelfde informatie geven en andere rapporten die ons de grotere context geven waardoor we kunnen nagaan wat er werkelijk is gezegd en waarom. Het helpt ons dan de redenen voor de onoplettendheid te zien. De genoemde informatie bevestigt dat er geen dergelijk vers in de Koran stond, vooral niet waarvan iemand, inclusief ‘Aisha, dacht dat het zelfs na de Profeet (ﷺ) zou worden gereciteerd.

Dit alles maakt duidelijk dat de overlevering in kwestie, wanneer ze kritisch wordt onderzocht, geen enkele twijfel doet rijzen over het behoud van de koran.

Referenties & opmerkingen: [1] Moslim b. Hajjaj, al-Sahih, vertaling door Abdul Hamid Siddiqui (Lahore: Sh. Muhammad Ashraf, 1978) Vol.2 Hadith 3421

Een andere vertaling luidt als;

“Onder de dingen die werden geopenbaard van de Qur’an was dat tien bepaalde borstvoedingen een persoon een Mahram maken, daarna werd dat afgeschaft en vervangen door vijf definitieve borstvoedingen, en de Boodschapper van Allah (ﷺ) stierf toen dit een van de dingen was die werden gereciteerd van de Koran.”

Kijk, moslim b. Hajjaj, al-Sahih, vertaling door Nasiruddin al-Khattab (Riyad: Darussalam Publishers, 2007) Hadith 1452 (24) [3597]

[2] Burton, John, The Collection of the Qur’an, (Londen: Cambridge University Press, 1977) 111

[3] Al-Baghdadi, Riadh Hussain ‘Abd al-Latif al-Ta’i, Marwiyyat Naskh al-Tilawah – Jam’a wa Dirasah, (Amman: al-Athariyya, 2014) 188-189

[4] Fatoohi, Louay, Abrogation in the Qur’an and Islamic Law, (Kuala Lumpur: Islamic Book Trust, 2013) 302-303

[5] Kritiekmethodologie in de traditionele hadith-wetenschap is gebaseerd op solide rationele gronden. Zie hierover al-‘Awni, Hatim Sharif, Al-Usus Al-ʿAqliyyah li Manhaj Naqd Al-Muhaddithin, (Caïro: Markaz Ihya’ lil-Buhuth wa al-Dirasat, 2020); voor secties die het meest relevant zijn voor de analyse die volgt in dit artikel, zie pp. 91-148 (secties 4 en 5).

[6] Al-Shawkani, Muhammad b. ‘Ali, al-Fawa’id al-Majmu’a fi al-Ahadith al-Mawdu’a, Bewerkt door Al-Mu ‘allami al-Yamani, (Beiroet: DKI, 1995) 8 (intro)

[7] De waarheid is dat Muslim b. Hajjaj zelf heeft nooit gesuggereerd dat elke afzonderlijke vertelling in zijn werk tot op de letter authentiek was. In zijn inleiding op het werk vermeldde hij zelfs dat hij zou wijzen op bepaalde tekortkomingen in specifieke overleveringen van de rapporten. Zie, Sahih Muslim, vertaald door Nasiruddin al-Khattab, (Riyadh: Darussalam Publishers, 2007) Vol.1, 42 (Intro.)

Een hedendaagse autoriteit op het gebied van hadith Shaykh Muhammad ‘Awwama bespreekt het feit en de methodologie van Muslim b. Hajjaj bij het presenteren van vertellingen die gebrekkig zijn in bepaalde details daarvan in een speciale verhandeling; Min Manhaj al-Imam Muslim fi ‘Ard al-Hadith al-Mu’allal fi Sahihihi (Over de methodologie van Imam Muslim bij het presenteren van gebrekkige overleveringen in zijn Sahih). Hij kwalificeert zijn studie met meer dan twintig voorbeelden uit deze prachtige hadith-verzameling. Hij betoogt dat de claim van de authenticiteit van de overleveringen in Sahih Muslim en de consensus daarover voor de collectiviteit van overleveringen in elk hoofdstuk van het werk is en niet voor elk van hen in al hun respectieve details.

Verder wijst Muhammad ‘Awwama erop dat wanneer het gebrek of punt van zorg is in de inhoud van een overlevering, Muslim b. Hajjaj brengt eerst de overlevering met het defect en volgt deze met de overlevering die er vrij van is. Aan de andere kant, wanneer het defect in de keten van vertellers zit, brengt hij de defecte vertelling als laatste. Zie, ‘Awwama, Muhammad, Min Manhaj al-Imam Muslim fi ‘Ard al-Hadith al-Mu’allal fi Sahihihi, (Jeddah: Dar al-Minhaj, 2017) 22-24

Ook in het onderwerp vinden we Muslim b. Hajjaj citeert de ‘Abdullah b. Abi Bakr’s overlevering van het verslag eerst en die van Yahya b. Sa’id laatste, verwijzend naar het probleem met niet-bevestigde woorden in de eerste.

[8] Moslim b. Hajjaj, al-Sahih, Hadith 1452 (25) [3598-3599];

[9] al-Shafi’i, Muhammad b. Idris, al-Musnad (tartib al-Sindi), onder redactie van Muhammad Zahid al-Kawthari (Beiroet: DKI, 1951) Hadith 67; al-San’ani, ‘Abdul Razzaq, al-Musannaf, (Dabhel: Majlis al-‘Ilmi, 1983) Hadith 13913; al-Jawzjani, Sa’id b. Mansur, al-Sunan, (Bombay: Dar al-Salafiyya, 1982) Hadith 976; Abu ‘Awana, al-Mustakhraj, (Beiroet: Dar al-Ma’rifa, 1998) Hadith 4422; al-Tahawi, Abu Ja ‘far, Sharh Mushkil al-Athar, (Beirut: al-Resalah Publishers, 1994) Hadith 2065-2066, 4567- 4568; al-Fakihi, Abu Muhammad, al-Fawa’id, (Riyad: Maktaba al-Rushd, 1998) Hadith 31; al-Daraqutni, Abu al-Hasan, al-Sunan, (Beirut: al-Resalah Publications, 2004) Hadith 4384; al-Baihaqi, Abu Bakr, al-Sunan al-Kubra, (Beiroet: DKI, 2003) Hadith 15620

[10] al-Shafi’i, al-Musnad, Hadith 67; al-Baihaqi, al-Sunan al-Kubra, Hadith 15621

[11] Abu ‘Awana, al-Mustakhraj, Hadith 4423; al-Asbahani, Abu Nu’aim, al-Musnad al-Mustakhraj ‘ala Sahih Muslim, (Beiroet: DKI, 1996) Hadith 3400

[12] Ibn Majah, al-Sunan, (Beirut: al-Resalah Publishers, 2009) Hadith 1942; geclassificeerd als sahih door al-Albani en Shu’aib al-Arnaut; zie ook; al-Tahawi, Sharh Mushkil al-Athar, Hadith 2064, 4561; ; al-Fakihi, al-Fawa’id, Hadith 30

[13] al-Sajistani, Abu Dawud, al-Sunan, (Riyad: Darussalam Publishers, 2007) Hadith 2062; al-Nasa’i, Abu ‘Abdul Rahman, al-Sunan, bewerkt door ‘Abdul Fattah Abu Ghoddah (Aleppo: Maktab al-Matbu’at al-Islamiyya, 1986) Hadith 3307; Malik b. Anas, al-Muwatta, (Abu Dhabi: Mo’assasa Zayd bin Nahyan, 2005) Hadith 540/2253; al-Darimi, al-Musnad, (Riyad: Dar al-Mughni, 2000) Hadith 2299; Ishaq b. Rahawayh, al-Musnad, (Madina: Maktaba al-Iman, 1991) Hadith 1007; al-Shafi’i, Muhammad b. Idris, al-Musnad, Hadith 66; al-Tahawi, Abu Ja’far, Sharh Mushkil al-Athar, Hadith 2

Comments


Inviting Theology

Our Logo shows unity as a full circle but we approuch theology with respect and with a critical eye

Join our mailing list

bottom of page