Kan Allah een zoon krijgen?
- Abdullah West
- Dec 17, 2022
- 3 min read
In een van zijn artikelen1 heeft de heer Jochen Katz gewezen op een tegenstrijdigheid in Al-Zumar 39: 4 en Al-An`aam 6: 101.
Al-Zumar 39: 4 luidt als:
Als God een zoon had willen nemen, zou Hij uit Zijn scheppingen hebben gekozen wat Hem behaagde; Hij is absoluut vrij van alle fouten; Hij is de God, de Ene, de Almachtige.
Al-An`aam 6:101 luidt als:
De Schepper van de hemel en de aarde; hoe kan Hij een zoon hebben, als Hij niet eens een vrouw heeft? Hij heeft alles geschapen; en Hij weet alles.
De heer Katz verklaart de tegenstrijdigheid in de inhoud van de twee verzen waarnaar wordt verwezen en schrijft:
Soera 39:4 stelt duidelijk dat God voor Zichzelf een zoon uit zijn schepping had kunnen nemen, d.w.z. zonder de noodzaak van een partner om zo’n zoon te verwekken. Maar soera 6:101 verwerpt duidelijk hetzelfde idee als een logische onmogelijkheid.
Helaas heeft de heer Katz het feit genegeerd dat het eerste couplet in feite niet beschrijft of God een zoon KAN nemen met of zonder partner of niet. Integendeel, het vers waarnaar wordt verwezen, benadrukt alleen het feit dat God de hemel en de aarde niet schiep met het doel om een zoon voor Zichzelf te nemen, maar met een rechtvaardig doel en een wijs doel. Als het alleen maar was om Zijn verlangen te vervullen om voor Zichzelf een zoon te nemen, dan zou Hij een zoon hebben genomen uit al Zijn scheppingen, zonder zijn toevlucht te nemen tot het scheppen van het uitgestrekte universum. Het vers waarnaar wordt verwezen wordt dus onmiddellijk gevolgd door te wijzen op de diepe wijsheid in de schepping van de hemelen en de aarde, evenals in de schepping van de mens. Op deze wijsheid wordt gewezen om de dwaasheid aan te tonen van het geloof dat God het Universum heeft geschapen om voor Zichzelf een zoon te nemen. Al-Zumar 39: 5 – 6 luidt dus
rechtvaardig [om geen zoon voor Zich te nemen]. Hij dekt de nacht over de dag en de dag over de nacht; Hij heeft de zon en de maan aangewezen – elk van hen loopt tot de voorgeschreven tijd. Inderdaad, Hij is de Machtige, de Vergevensgezinde. Hij schiep jullie allemaal uit één enkele ziel en maakte er toen een partner voor, van zijn eigen soort. En Hij maakte voor jullie van grazende dieren de acht leden [die paren vormen van vier soorten]; Hij schept je in de schoot van je moeder, de ene schepping na de andere, onder drievoudige omhulsels. Dit is uw Heer, de Heerser; er is geen god naast Hem. Hoe word je dan afgewezen?
Al-Zumar heeft niet eens te maken met de vraag of God een zoon kan nemen met of zonder partner of niet.
Wat betreft het tweede vers waarnaar wordt verwezen (Surah Al-An’aam 6: 101), het heeft betrekking op het algemeen aanvaarde concept van wat we de zoon van een persoon noemen. Het woord ‘zoon’ kan zowel in spirituele als in fysieke zin worden geïmpliceerd. Indien geïmpliceerd in spirituele zin, is er geen onderscheid tussen Jezus (vzmh) en de andere scheppingen van God, want al het andere is evenzeer de geestelijke ‘kinderen’ van God als Jezus (vzmh)2. Integendeel, als het woord ‘zoon’ in fysieke zin wordt geïmpliceerd, dan zou het volgens dezelfde principes moeten zijn waarop we fysiek een ‘zoon’ aan een persoon toeschrijven. In dit geval zou het toeschrijven van een fysieke zoon aan God een aantal vooronderstellingen over God moeten volgen – een daarvan is de paring met een echtgenoot.
Uit de koran blijkt duidelijk dat polytheïsten onder de eerste geadresseerden van de koran fysiek nageslacht aan God toeschreven, ook al schreven ze, vanwege de overduidelijke absurditeit ervan, niet toe aan het geloof van een fysieke echtgenoot van God. In het vers waarnaar wordt verwezen, heeft de koran commentaar geleverd op dit specifieke geloof van zijn geadresseerden en heeft verklaard dat, volgens het algemene concept van fysiek nageslacht, hun geloof absoluut absurd is, tenzij ze ook een echtgenoot aan God toeschrijven, wat duidelijk zou zijn onjuist zijn.
De voorgaande uitleg zou voldoende moeten zijn om aan te tonen dat de twee verzen op basis waarvan dhr. Katz heeft geprobeerd de genoemde tegenstrijdigheid in de koran vast te stellen, betrekking hebben op twee afzonderlijke kwesties. De ene heeft betrekking op de weerlegging van het geloof dat God het hele universum heeft geschapen om voor Zichzelf een ‘zoon’ te nemen, terwijl de andere wijst op de absurditeit van het toeschrijven van een fysieke ‘zoon’ aan God.
Commentaires